Keuken

1 Oude Zinken Weckketel

Vroeger was het doodnormaal dat je, als je een tuin had, zelf groente verbouwde. Wat je op dat moment op kon eten, at je op. De rest van de oogst werd bewaard voor de winter, door de groente in te maken in glazen weckpotten met behulp van een zinken weckpan. Niet alleen groentes werden ingemaakt, maar ook vlees, fruit en soepen werden geweckt.

De inmaakketel werd op het fornuis gezet, gevuld met water. Voor het wecken werden speciale dikwandige glazen weckpotten of weckflessen met een ring gebruikt. Als de pot gevuld was, werd deze hermetisch en luchtdicht afgesloten met een deksel met een klem. De potten werden in de inmaakpan gezet en voor een bepaalde tijd verhit. Hierdoor konden de ingemaakte producten niet bederven. Door het lange verhitten (koken) gingen echter wel gevoelige voedingsstoffen verloren. Maar in ieder geval had men in de wintermaanden voldoende te eten.

De vroegere zinken weckketels hadden veelal onderin een rooster waarop je de weckpotten kon zetten, zo waren de weckpotten gemakkelijk met een glastang uit het kokende water te halen. Sommige roosters waren voorzien van een lang hengsel.

De zinken weckketel werd vroeger niet alleen gebruikt voor het inmaken van groente en fruit. Soms bereidde men het voer voor de varkens in de weckpan.
Ook werden de inmaakketels gebruikt voor de kookwas. Zondagavond werd de weckketel op het fornuis gezet met water en de was erin. De was werd gekookt en in de nacht van zondag op maandag kon de was dan in de inmaakketel afkoelen. Zo weekte de was goed in zodat het op maandag (wasdag) geboend kon worden.

Tegenwoordig wordt er in de huishoudens nog steeds geweckt, maar wel in mindere mate, omdat inmaken best een heleboel tijd in beslag neemt. Tegenwoordig gebruikt men een ander soort weckketel zink is vervangen door aluminium. De oude weckketel wordt nu over het algemeen alleen nog gebruikt voor decoratieve doeleinden. Maar je kunt in een zinken weckketel nog steeds goed producten inmaken, mits de pan waterdicht is.

2 weckpotten

 

3 Karnton

Vat voor het karnen van room tot boter
Om van room stevige boter te maken, werd de zure room eerst enigszins opgewarmd en dan in de karnton gegoten. Eventueel voegde men nog een scheut zure ondermelk toe om het geheel wat verder aan te zuren en daarmee minder vloeibaar te maken. De room werd in de karnton geschud, geroerd of geklopt, net zolang tot zich boterklonten vormden bovenop een laag melk die zo goed als vetvrij was: de karnemelk

4 Melkbus

Een melkbus is een bus van 20, 30 of 40 liter die oorspronkelijk diende om verse melk in te bewaren en te vervoeren. Het was tot in de jaren zeventig een alledaags voorwerp op de boerderij. De meest voorkomende maat was 40 liter. Rond 1970 werden ijzeren melkbussen vervangen door aluminium bussen van 30 liter. Deze bussen hadden verschillende voordelen ten opzichte van hun voorgangers. Zo veroorzaakten de bussen tijdens het vervoer op platte wagens minder lawaai, hoefden er geen roestige bussen meer opgeschuurd te worden en waren bussen van aluminium lichter. Een melkbus had altijd afgeronde naden, conform wettelijk voorschrift.

Wanneer de koeien gemolken werden, werd de melk via een teems (zeef) in de melkbus gegoten en daarin bewaard. De melkbussen werden aan de kant van de weg gezet. Daar stonden ze totdat ze door de melkrijder werden opgehaald om naar de zuivelfabriek te worden vervoerd.
De melkbussen werden tweemaal daags opgehaald in verband met de hygiëne van de verse melk, met uitzondering van de zondag. Het koelen van de bussen om verzuring te voorkomen was een probleem. Vaak werd door de boeren een rondgebogen koperen buis met gaatjes om de bovenkant van de bus gehangen waardoor water uit de kraan stroomde. Het stromende water over de melkbus zorgde voor enige verkoeling. Op warme dagen was de melk soms echter al verzuurd bij aankomst in de fabriek.

In de melkfabriek werden de meest uiteenlopende ongerechtigheden in de volle bussen aangetroffen. Zo verdronk er wel eens een ‘snoepende’ kat in de melk.

5 Bascule weegschaal

Vroeger werd voor het wegen van zwaardere voorwerpen een bascule gebruikt. Aan de ene kant werd een gewicht geplaatst en aan de andere kant het te wegen voorwerp. De weegverhouding was 1 op 10. De bovenkant van de weegschaal, waar het te wegen materiaal op geplaatst wordt, rust bij de achterkant op twee messen en hangt aan de voorkant ook op een mes. Verder komen op de hefboom van de bak met gewichten ook nog twee messen voor. Een mes heeft een omgekeerde v-vorm. Hierdoor is de wrijving minimaal.

Rechts in beeld ziet u een zogenaamde wasstamper.

Een wasstamper is een hulpmiddel om het wasgoed door het hete sop te bewegen bij wassen met de hand in een teil, emmer, wastobbe of wasketel. 

Een wasstamper bestaat uit een steel of handvat waar een stamper aan vast zit, en is de opvolger van een simpele roerstok.